Sinds we buiten de stad wonen, carpoolen mijn vriend en ik. Hij rijdt naar zijn werk en dan rijd ik verder. Omdat ik parttime werk, ben ik eerder dan hem klaar en sta hem dus altijd netjes op te wachten in onze blauwpaarse Volkswagen Polo. Ik klim alvast op de bijrijderstoel en bel of sms dat ik er ben. Ik wacht meestal op een vaste plek, aan de overkant van de straat tussen een boom en de inrit van een kantoor.
Daar komt even na vijven altijd een jongen naar buiten gelopen of gefietst die mij ergens bekend van voor komt. Als hij mij ziet, knikt hij meestal, dus hij zal mij dan ook wel ergens van herkennen.
Na hem komt er weer een andere jongen naar buiten gelopen. Na verloop van tijd groet hij mij met een knikje of een lachje. In eerste instantie denk ik dat hij dat uit beleefdheid doet, omdat hij mij zo vaak ziet. Als hij wat enthousiaster wordt, vraag ik me af of hij me misschien leuk begint te vinden.
Dan rijdt er op een dag een auto uit deze inrit, de mannelijke bestuurder (duidelijk iets ouder dan ik en de andere twee) zwaait naar mij en zet zijn auto naast de mijne. Hij stapt uit, doet de poort dicht en lacht en zwaait vervolgens weer naar me, voordat hij weer instapt. Ik snap er niks van, maar uit beleefdheid zwaai ik voorzichtig terug.
Ik zeg voor de lol tegen mijn vriend dat ik sjans heb met de mannen van het kantoor aan de overkant. In de hoop dat hij mij in het vervolg misschien wat minder lang laat wachten.
Op een dag zie ik, terwijl ik wacht, een donkergroene Volkswagen Polo aan de andere kant van de inrit parkeren. Er zit een meisje van mijn leeftijd achter het stuur. Ook zij klimt op de bijrijderstoel en pakt haar telefoon. Even later komt er een blonde jongen uit het kantoor gelopen en hij stapt bij haar in. Voor mij vallen de puzzelstukjes in elkaar, ik vraag me alleen af of zij het al weten.
Een tijd later als het donker begint te worden om vijf uur, rijdt er weer een auto uit de inrit. Een vrouw, die ik ook al vaker gezien heb, stapt uit en zwaait naar me. Ze doet de poort dicht en komt zwaaiend naar me toe gelopen. Ik doe de deur open, ze kijkt me aan en zegt: “Oh, je bent Denise helemaal niet.” Ik zeg haar dat ze niet de eerste is die zich vergist, maar dat ik op mijn vriend wacht die aan de overkant werkt. Ze rijdt weg. De volgende keer zullen ze wel niet meer naar me zwaaien. Dan komt de blonde jongen uit de inrit gefietst. Hij werd die dag niet eens opgehaald.
Geschreven in februari 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten