Iedereen moet eerst langs mij, voordat ze naar binnen kunnen. Ik ken veel mensen door mijn beroep. Ik weet ook precies hoelang ze blijven en hoe vaak ze langs komen. Niets ontgaat mij. Ik observeer alles en iedereen. Als bijvoorbeeld iemand nieuwe schoenen gekocht heeft, maar de stickertjes aan de onderkant is vergeten weg te halen, dan zie ik dat vaak als eerste. Ik zeg dan niks, maar van binnen lach ik ze uit.
Toch is niemand bang voor mij. Waarschijnlijk straal ik weinig gezag uit. Mensen lopen over mij heen. Of ik laat over mij heen lopen, zo kun je het natuurlijk ook bekijken.
Ik ben iemand van weinig woorden, soms zeg ik alleen: ‘Welkom’. Nooit maakt er iemand een praatje met mij. Volgens mij merken sommige mensen niet eens op dat ik er ben, ben ik onzichtbaar voor ze.
De postbode kent mij wel. Hij heeft echt een hekel aan mij. Geen idee wat ik die ooit misdaan heb. Maar het liefst gooit hij de post naar mijn kop.
Toen het pand opnieuw werd verhuurd, hebben de nieuwe eigenaren mij zonder probleem overgenomen. Ik kon dus gewoon op mijn oude vertrouwde stekkie blijven.
Natuurlijk verandert er wel een en ander. Zo heeft mijn nieuwe baas een kat. Ik houd niet van katten. Dat beest zet regelmatig haar vlijmscherpe nagels in mij. Ze vindt het nog leuk ook geloof ik. Ik geef dan geen kik, maar het liefst zou ik haar de deur uitgooien.
Tja, het valt dan ook niet mee om een deurmat te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten